zaterdag 20 september 2008

De Tuin en de dwaas



In de achterkamer kraakte de houten vloer bij iedere beweging,
de strijd woedde in de lichte muren, kogels raasde langs de gescheurde
openingen, kruid gevuld met ziektekiemen, bloederig, wreed, onwetende
ontladingen van wellust met de krijsende dolende geesten
in de zachte stilte van het lied.
De scherpe pijn van de moeder in wanhoop met haar lippen
doorweekt van tranen, de wanhopige oceaan stroomde op het koude
stervende kindergezicht, de aanslag, de explosie in het oude circus,
het marktplein in scherven, de gillende sirenes scheuren de heilige liefde
naar de koude diepte, verwilderd worden de rivieren van bloed
weer gefatsoeneerd en gecultiveerd,
bijgeschreven in de archieven van de overlevenden op de vlucht,
in gevecht, het geregelde leven hervat zijn gewoontes,
de kranten worden bezorgd, het brood gebakken en geroosterd
en de koffie en thee verhandeld voor de volgende morgen,
de ingeslapen materie dromend over de verloren
maagdelijkheid in de tuin, hoopvol, krankzinnig, wachtend op later,
wat nog zou moeten komen, de gedroomde hemel.
De doornen doorboren de zachte liefde in geleende gedachtes
de kroon overprikkeld en overspannen dronken.

De clown luisterde aandachtig naar de ijle fluisteringen van de wijzen,
de slang beet zalvend in zijn sluimerende hiel,
de chaotisch kleurrijke optocht danste in extase op de oude wenteltrap,
boven in de toren sprong hij de vertrouwde afgrond in,
met zijn rug naar de tuin kraste
het potlood tussen de blauwe regels van het witte vel, paradoxale flarden.
Hij verdreef de schimmen van wantrouwen en angst, de onzekerheid,
strompelde langs verwaarloosde zijpaden in het koninkrijk,
schuldeloos,
zingend, dansend, schaterlachend, licht, teder, respectvol en zuiver,
pakte hij het roterende zwaard van vuur op in het oosten van het hof,
de Zon ontspande en in meditatief gewaarzijn verscheen de cherubijn,
met de ruimte van sterrenstof bekleed, het innerlijke wezen,
de lucide rozentuin grenzeloos in het eindeloze wiel van het uitdijende universum,
de nerf het middelpunt van de manifestatie,
de vertrouwde in vrede, de moedergrond, de zachte adem, binnen, buiten,
duizend kussen op de zoute voedende aarde, de omvattende dans zonder einde,
het pure wezen, maagdelijk,zonder begin of einde, natuurlijk
de kern van de tweestrijd begraven, voor altijd het moment, de vernietiging,
tijdloos,standvastig hier en nu,
zijn wijd open ogen langs de kant van de vier rivieren,
het alomvattende zijn, de bron, de Geliefde,
ik ben die ik ben, de dwaas in ontelbare metaforen,
naakt en ongeboren.

donderdag 18 september 2008

Draadloos vermogen


Draadloos vermogen.
(de eclectische precisie)
Surrealistische passages
en open onderbrekingen
in de oppervlakte,
de scherpe punten gillen
angstig langs
de opgegraven zinnen.
Opgeslagen informatie
haalt mijn zakken leeg,
de zucht zweeft onmachtig
in de ijzeren koude harten,
het loopt op
opengebroken gestenigd water.
De gekopieerden gaan in de maat,
zij rinkelen als oude verroeste munten.
De idealen consumeren
de gevangen blauwe maagd
in plastic dromen,
het kruispunt fluistert
langs de verbrande nerven
van de onvolgroeide eik.
Het vermogen is de lucht,
de adem kan niet vluchten
het past niet in een berekening
en heeft zijn ongeëvenaarde
fragiele maat.

donderdag 4 september 2008

Geen uitwijken mogelijk in de open bron


Pruillippen flaneren
in de vergruisde straten
vol verlangen naar aandacht
voor hun uitgesproken holle frasen,
het wordt gezien in spiegelwerelden
iedere zwarte splinter uitvergroot
in het grote oog, de zilveren munten
rinkelen in de tegenwind langs het poolijs.

De opgewonden idealen
branden op
in veel te vroeg geknapte spaarlampen.