

De hemel is tergend langzaam
Het gesternte van de toegangspoorten
De kristallen opening heeft grote vragen
Tuimelend in de paradoxale zorgen
Daar drijft de schimmel van de kleverige angst
De ruimte stuitert van boven naar beneden
In vage schetsen van de regenboog
De lijnen glimlachen teder in de mogelijke dans
Het oranje vierkant op de wankele tafel
Draagt de fles in de narcose van de morgen
Rook verheft zich
Uit de as van glas
De nerven van de gedachte
Landen op de zachte aard van de stilte
De Geliefde slaat haar armen
Om de donkere kamer van zijn hart
Zware endogene kreten zuchten
Tegen de verweerde muren
Het stroomt in kille regenvlagen
Door de aangesproken nacht
Hete sterren zwijgen in lichte dissonanten
Op de scheuren van haar spiegelende voorhoofd.
En vult de achtergelaten kuilen op de argeloze weg